Johan Simons kiest voor een combinatie van absurdisme, abstractie en uiteindelijk toch ook ontroering. Steven van Watermeulen is Stefaan de tv-regisseur die begint als een typetje, een vreemde stem en voorkomen heeft en voortdurend scheten moeten laten zodra het schransfestijn begint (ik geloof niet dat na deze voorstelling een scheet nog hetzelfde kan zijn). Het lijkt er op of het absurde de enige mogelijkheid is om het kiezen voor de dood door eten te begrijpen.
In de voorstelling wordt niet gegeten, slechts één keer neemt Chris Nietvelt (de hoer die wordt uitgenodigd) een hap van de chocoladetaart (qua beeld bijna een citaat uit een andere voorstelling van Johan Simons Rechnitz). De overvloed en het verval blijven abstract. Het toneelbeeld wordt gedomineerd door de grote in plastic verpakte hompen vlees. Dat vlees dient als bed, als stootkussen, als grap, maar niet als voedsel. Tussen de vier vrienden gaan de discussies ook maar door, maar concreet worden doen ze niet.
Geleidelijk merk je dat de voorstelling je toch gaat raken. Er is weer enthousiasme als Jacob Derwig met een bugati gaat rijden. Een teder beeld als de vier vrienden in een intieme polonaise lopen. En als ze sterven: twee zitten er tegen de achterwand, de kok Wim Opbrouck vleit zich neer tussen het dode vlees en Aus Greidanus jr krijgt het koud als hij twee toetjes eet in de vorm van vrouwenborsten. De borsten van zijn voedster, gouvernante en huidige huishoudster. De huishoudster (Chris Nietvelt) die de voorstelling afsluit zoals die begon, door de te vragen wat hij dit weekend ging doen. Door te willen zorgen, door er te willen zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten