zondag 25 april 2010

La Voix des Hommes - de Coolsingers

De zon valt door de ramen van de Laurenskerk naar binnen. Er klinkt een zacht en haast teder lied van Poulenc 'Heer, ik bid U dat de brandende en zoete kracht van Uw liefde mijn ziel vervulle en haar verre houdt van alles wat onder de hemel is. Opdat ik sterf uit liefde voor Uw liefde daar u zich verwaardigde te sterven uit liefde voor mijn liefde'. De Laurenskerk vormt zo een verstilde en muzikale oase in de drukte van de koopzondag.
De Coolsingers zingen Duruflé, Poulenc (zoals het Seigneur, je vous en prie uit de Quatre petites prières de Saint Francois d'Assise) en speciaal gecomponeerde werken van Hayo Boerema, de organist van de Laurenskerk. De mannenstemmen klinken zowel krachtig, intens en stralend als zacht en ingetogen. De mis van Duruflé is vol van contrasten, wat wordt versterkt door het orgel. De nieuwe werken van Boerema klinken een eerste keer goed. Maar het werk van Poulenc blijft voor mij het hoogtepunt, zeker dit tedere gebed vol van liefde.

zaterdag 24 april 2010

Baal

De avond begint met Brechtliederen. In de hal van de foyer klinken de strijdliederen over solidariteit en de rode vlag. Als je ze zo beluistert zijn de teksten zo op deze manier wel heel erg uit de tijd; wie verlangt er nog naar de rode vlag. De liederen komen beter tot hun recht als ze als lied door een individuele zanger worden gezongen dan zo massaal door een koor. Brecht is voor mij toch vooral de Dreigroschenoper. De zaal binnenlopend denk ik aan opvoeringen hier in de Schouwburg, in het Burgtheater in Wenen en de indrukwekkende versie van het Berliner Ensemble (de groep van Brecht) in de regie van Robert Wilson vorig jaar.
Baal kan me deze avond minder boeien. Het verhaal van de kunstenaar die de maatschappij wil shockeren en steeds meer zijn eigen pad trekt. Die verleidt, verlaat en steeds zijn eigen plan trekt, maar de vraag is of hij er echt gelukkig van wordt. Fania Sorel speelt Baal, dat doet ze goed, echter de ervaring van Branden speelt nog door mijn hoofd. Interessant is wel om te zien welke vormelementen terugkeren in beide voorstellingen: de spelers die voortdurend op het podium zijn; de doeken die als schermen het toneel in stukken opdelen en één voor één neervallen. Een interessant vormexperiment, maar niet een voorstelling die mij echt raakt.

zaterdag 17 april 2010

The thousand autumns of Jacob de Zoet van David Mitchell

Cloudatlas van David Mitchell is één van de beste boeken van het laatste decennium. Het is een ingenieuze roman met verhalen die elkaar opvolgen door de tijd, op een bijzondere manier zijn geconstrueerd en je in je hart raken. Sindsdien kijk ik dan ook elke keer vol verwachting uit naar een nieuw boek van David Mitchell. En nu - eerder dan verwacht de site zei pas juni - is er de nieuwe roman met een prachtige titel en een mooie omslag.
De roman vertelt het verhaal van Jacob de Zoet, een Zeeuwse klerk, die in 1799 gestationeerd wordt op Decima, de Nederlandse handelspost voor Nagasaki. Daar ontwikkelt zich een verhaal over liefde, taal, de geboorte van kinderen, geloof en moed. Het verhaal gaat over Nederlanders in Japan, hoe zij worden gezien en zij Japanners zien. Maar evenzeer over Japanners en ouders en kinderen. Het bijzondere is dat iedereen zijn eigen verhaal heeft en tegelijkertijd de verhalen elkaar versterken. Het zijn verhalen die je dwingen verder te lezen, het is spannend en je hoopt op een goede afloop. Maar het is meer dan een page-turner, het roept vragen op over welke keuzes je maakt en de consequenties daarvan, over hoe je de ander kunt leren kennen en over de kracht van liefde. Het is ook een historische roman en soms vraag je je af wat er werkelijk van waar zou kunnen zijn. Maar de andere waarheden van de roman zijn het belangrijkste, lezen dus.

woensdag 14 april 2010

Missie

Het regent want God huilt. Huilen is het enige dat God kan doen en zo verhoort hij toch het gebed van de Witte Pater André. André heeft geen keuze, hij wilde geen pater worden, maar het moest. Hij nam afscheid van zijn lief en ging uiteindelijk naar Congo. Daar leeft hij, zorgt hij voor zijn mensen, brengt hij hulp (ook al mag dat van de hulpindustrie niet meer zo heten) en lijdt hij. Hij maakt de verschillende oorlogen mee, ziet de verwoestingen en huivert bij de wreedheden.
De voorstelling begint als een lezing van pater André (bijzonder gespeeld door Bruno Vanden Broecke) die even terug is in Vlaanderen. Het verhaal lijkt eerst gewoon; het zijn de ervaringen van een betrokken missionaris die probeert het goede te doen. Zijn ervaringen hoe hij de Congolezen betrekt met voetbalshirts als beloning voor het werken aan de weg. Maar wat begint als een vriendelijke oom die vertelt, eindigt met de verschrikkingen van de oorlog en het geweld. Met de vraag hoe je steeds kunt blijven kiezen en niet makkelijk weg kunt kijken. Zoals mijn opa zou zeggen 'Gewoon doorgaan'. Doorgaan met het geven aan anderen, het naast mensen staan en niet alleen hopen op God, maar hem ook ter verantwoording roepen.

zondag 11 april 2010

Monologen op de Kaap

Drie monologen die gespeeld werden op het Monologenfestival waren afgelopen weekend weer te zien op Katendrecht. Minnekus speelt 'De verliezers', Reinier speelt 'Dagboek van een gek' en Rien een tekst van Anna Enquist. Drie monologen van tragische mannen en mislukte liefdes.
'De Verliezers' wordt deze keer zonder muziek er onder gespeeld. Het contrast tussen de jazz-achtige en opwekkende muziek en het tragische verhaal was erg sterk. Maar de focus op de tekst en het spel wordt zo nog intenser.
De monoloog van Rien had ik nog niet eerder gezien. Een mooi verhaal van Anna Enquist over een Poolse jood die begin van de 20e eeuw naar Amerika emigreert. Hij kan zijn niet-joodse huishoudster niet vergeten en wil de Poolse taal niet vergeten. Zo raakt hij langzaam verwarder en verwarder. Op Ellis Island (je denkt er weer aan terug als je de monoloog hoort) wordt hij teruggestuurd en belandt in Maasoord. Daar rest alleen het water.
Terwijl buiten de Rotterdam vast aan de kade ligt en de schepen voorbij varen, vult de studio met het onvervulde verlangen van deze mannen. Maar toch leren wij hen kennen en worden we geraakt.

Foto: Kees Deenik

zondag 4 april 2010

Lebanon

Het oorverdovende lawaai dat is het eerste dat opvalt aan de film Lebanon; een rijdende tank maakt veel lawaai. Er is geen ontkomen aan. Het tekent de film. Het is een claustrofobische ervaring om in een tank rond te rijden met bloed, zweet, pis, hitte en tranen. Geen van de vier mannen, met uitzondering misschien van de twijfelende tankcommandant, weet echt wat het doel is van hun missie. Ze rijden Libanon in, maar wat ze komen doen, waar ze naar toe moeten en wat hen overkomt ze weten het niet.
De vraag is wel gesteld of de film voldoende alle kanten van de Libanese oorlog belicht. Dat doet die niet, maar het is wel een anti-oorlogsfilm. Het laat de onmogelijkheid zien om keuzes te maken, schiet je met je tank of niet. Als je te laat schiet, dan komt je collega om, schiet je wel dan sterft het meisje. En als haar moeder het beschoten flatgebouw komt, ben je terug in het toneelstuk Branden. De oorlog begint, een keten van wraak start. Deze soldaten zijn verantwoordelijk, maar zijn ook slachtoffer. Of je in de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog vocht als in de Regeneration triology, of nu in zo'n tank, het is een onmogelijke opgave.

Mauritshuis

Een regenachtige zaterdagmiddag is een prima moment voor een museumbezoek. Het Mauritshuis heeft een tentoonstelling over schilderijen van Kunstkamers. Schilderijen die gedetailleerd andere schilderijen, beelden, grote zalen en beroemde bezoekers weergeven. Soms het werk van één kunstenaar, soms het werk van meerdere schilders. Het is interessant om ze te bestuderen, te kijken welke schilderijen vaker terugkomen en het echte schilderij er naast te zien hangen.
De vaste collectie is erg mooi. Hoe vaak ook op reproducties gezien, het echte 'Gezicht op Delft' van Vermeer overdondert je. Het licht en de donkerte, de glinsteringen, de wind die je verwacht, de rivier. Het is een intens schilderij. Het blijft bijzonder dat het echte doek zo blijft werken dat je al die reproducties snel weer vergeet.

Van de brug af gezien

Het is zowel een tijdloos als actueel verhaal. Het noodlot leidt tot onbedoelde keuzes die iedereen pijn doen. In Arthur Miller's 'Van de brug af gezien' leidt de komst van twee illegale familieleden uit Sicilië onafwendbaar tot verraad en de dood. De vraag is of het denken sterk genoeg is om het gevoel te weerstaan. In dit geval niet en dus verraad Eddie Rodolpho omdat Rodolpho en Gina verliefd worden en willen gaan trouwen. Het had een Griekse tragedie kunnen zijn of een actueel verhaal uit de Afrikaanderwijk (zo lees je in Afri).
Oostpool brengt het op een leeg toneel met daarboven dreigend een grote hoeveelheid tonnen. Nadat die de eerste keer naar beneden komen kan Rodolpho ze samen met Eddie en Marco nog opruimen. Als ze de tweede keer vallen blijft de chaos. Er is geen uitweg meer, het verraad en het geweld nemen toe.
Opmerkelijk in de voorstelling is het kunstmatige accent waarmee de 'immigranten' praten in tegenstelling tot de advocaat die zich los heeft gemaakt. Hij staat er los van, maar kan ook niet ingrijpen. Ontroerend is het moment als Rodolpho 'Paper doll' zingt, breekbaar en met hoop. Net als bij de opera begint ook hier de voorstelling met een lage, bekrompen ruimte die opengaat. Maar was La Cenerentola een droom en een illusie, dit is de rauwe werkelijkheid. Een nieuwe generatie probeert er uit te onsnappen, en als dat al kan is het alleen door veel pijn.

vrijdag 2 april 2010

La Cenerentola

Een droom dat blijken de belevenissen van Assepoester in La Cenerentola van Rossini. In een klein benepen bekrompen huisje slooft Assepoester voor haar zussen. Als ze droomt kan ze ontsnappen, de wereld wordt letterlijk groter. De wanden van het huisje wijken uit en het grote toneel met de prins wordt werkelijkheid. Uiteindelijk blijkt het echter niet meer dan een droom, hoewel de muziek eindigt met een happy end, sluiten de muren zich weer. We zijn weer terug in het kleine benepen huisje, waar een ontsnapping toch niet mogelijk lijkt.
Dat beeld is mooi en de muziek is onderhoudend en er wordt redelijk goed gezongen. Jammer toch, zou Laura van Dolron zeggen, dat het niet echt raakt. Het is aardig om te zien, maar het blijft een illustratie. Soms grappig, soms mooi, maar niet meer dan dat. Leuk om te zien omdat eerder we met twee nichtjes we de bewerking van Jeugdtheater Hofplein zagen. Die was sneller, had meer vaart en daarmee ook meer inhoud. Dit blijft een droom, eentje waarvan je vaag herinnert dat je die had, maar die verder geen vragen oproept.

Iemand moet het doen

Laura van Dolron, een klein theaterhypje zoals ze zelf zegt, speelt 'Iemand moet het doen'. Een solovoorstelling, een monoloog, stand up philosophy of toch vooral een gezamenlijke zoektocht. Het contrast met 'La grande bouffe' de avond er voor lijkt groot. Vier zich doodetende heren voor wie het leven uitzichtloos is geworden, versus een jonge vrouw die zoekt naar het menselijke. Een voorstelling die het resultaat is van een persoonlijke zoektocht. Waarbij Laura van Dolron heen en weer schakelt tussen het grote maatschappelijke verhaal - doordat de Palestijn je zo nadrukkelijk welkom heet in Jeruzalem maakt hij de stad die hem is afgenomen weer tot de zijne - en het kleine persoonlijke verhaal. Haar dement wordende oma, die niet meer dement is als haar opa op sterven ligt. Hoe Laura zich voelt bij de kist van haar opa.
Het bijzondere is dat je meegaat in de privé zoektocht, in de afwisseling van groot en klein en het niet irriteert als het gedrag van een verwende jonge theatermaker die niet weet wat ze wil. Het is een oprechte zoektocht. Een zoektocht niet naar wereldvrede, maar wel hoe je contact kunt maken. Waarom je de ander zou moeten willen horen. Waarom de verlegenen de anderen ruimte geven, waarom je hand van de ander vast wilt houden. Laura ervoer stilte in het verre Oosten en vraagt ons het publiek die stilte te delen en samen in stilte te eindigen. En dat gebeurt, en iedereen luistert, is stil en ervaart het niet als een kunstje, maar als een oprechte poging. Een poging die in het dagelijks leven misschien niet altijd stand houdt, maar op dat moment wel werkt.
Theater dat hoop geeft kun je zeggen. En dan zijn er andere voorstellingen de afgelopen tijd die ook hoop geven. Branden waarin het onmogelijke, het onvergevelijke vergeven wordt. De Tien Geboden waar de menselijke onvolmaaktheid, maar ook de menselijke kracht en hoop centraal staan. En zelfs La grande bouffe waarin de ontroering komt door het willen zorgen. Laura van Dolron maakt de hoop en de verbinding meer nog dan anderen tastbaar. Dat is een bijzondere ervaring

La grande bouffe

Kan het onverklaarbare verklaarbaar worden of blijven sommige dingen een mysterie. In La Grande Bouffe van Toneelgroep Amsterdam/NT Gent (regie Johan Simons) besluiten vier mannen zich dood te eten. Is dit de ultieme daad van vrije wil of zijn het zieke geesten? En als er een beroemde film van is, hoe breng je dat op toneel.
Johan Simons kiest voor een combinatie van absurdisme, abstractie en uiteindelijk toch ook ontroering. Steven van Watermeulen is Stefaan de tv-regisseur die begint als een typetje, een vreemde stem en voorkomen heeft en voortdurend scheten moeten laten zodra het schransfestijn begint (ik geloof niet dat na deze voorstelling een scheet nog hetzelfde kan zijn). Het lijkt er op of het absurde de enige mogelijkheid is om het kiezen voor de dood door eten te begrijpen.
In de voorstelling wordt niet gegeten, slechts één keer neemt Chris Nietvelt (de hoer die wordt uitgenodigd) een hap van de chocoladetaart (qua beeld bijna een citaat uit een andere voorstelling van Johan Simons Rechnitz). De overvloed en het verval blijven abstract. Het toneelbeeld wordt gedomineerd door de grote in plastic verpakte hompen vlees. Dat vlees dient als bed, als stootkussen, als grap, maar niet als voedsel. Tussen de vier vrienden gaan de discussies ook maar door, maar concreet worden doen ze niet.
Geleidelijk merk je dat de voorstelling je toch gaat raken. Er is weer enthousiasme als Jacob Derwig met een bugati gaat rijden. Een teder beeld als de vier vrienden in een intieme polonaise lopen. En als ze sterven: twee zitten er tegen de achterwand, de kok Wim Opbrouck vleit zich neer tussen het dode vlees en Aus Greidanus jr krijgt het koud als hij twee toetjes eet in de vorm van vrouwenborsten. De borsten van zijn voedster, gouvernante en huidige huishoudster. De huishoudster (Chris Nietvelt) die de voorstelling afsluit zoals die begon, door de te vragen wat hij dit weekend ging doen. Door te willen zorgen, door er te willen zijn.