donderdag 29 juli 2010

Yo también

Yo también won de publieksprijs op het Rotterdamse filmfestival. Het is een bijzondere film over een man met het syndroom van Down die aan de universiteit is afgestudeerd, aan zijn eerste baan begint en verlangt naar de liefde. Naar de liefde van een gewone vrouw. Hij bekijkt zijn vrouwelijke collega's dan ook met meer dan gemiddelde belangstelling. Daniel wordt verliefd op Laura, zij vindt hem grappig (en hij is ook heel ad rem; zo laat hij zich een aantal keren zijn schoenen strikken voordat hij vertelt dat hij dat echt al vanaf zijn 10e zelf kan) en aardig maar toch vooral een bijzonder maatje. Waar Laura met andere mannen voor haar problemen afleiding zoekt, vinden ze elkaar als vrienden. Maar hoe moet het dan verder als Daniel meer wil dan vriendschap. Moet hij zich neerleggen bij het feit dat een gewone vrouw niet iemand met het syndroom van Down als partner wil? Moet hij een voorbeeld nemen aan twee van zijn kennissen met het syndroom van Down die samen de ware en intense liefde hebben gevonden of zoekt hij door? De film geeft geen simpel antwoord dat alles makkelijk wordt opgelost, maar laat wel het mooie van vriendschap, liefde en de mogelijkheden van een beperking zien.

woensdag 28 juli 2010

De meester en Margarita. Michael Boelgakov

Het laatste boek dat ik tijdens mijn vakantie uitlas was 'De meester en Margarita' van Michael Boelgakov. Een boek dat lang in de Sovjet Unie verboden was en pas in gedeeltelijke en gecensureerde vorm in 1966 verscheen. De vrouw van de overleden Boelgakov had het manuscript bewaard en een ongecensureerde versie verscheen in 1973. Na twee weken van kerken, Madonna's met kind en veel schilderijen met religieuze thema's is het bijzonder een boek te lezen waarin de duivel een hoofdrol speelt en het verhaal van Pontius Pilatus een belangrijk neventhema is. Het absurdisme van de opera A Dog's Heart - naar een verhaal van Boelgakov - is ook in deze roman duidelijk herkenbaar.
Het verhaal over de duivel die met zijn handlangers Moskou aan doet, over schrijvers die één voor één in een gesticht worden opgenomen, over de angst die heerst, over dromen over hoe buitenlandse valuta moeten worden ingeleverd zijn verhalen op zich maar ook steeds een parabel over de onderdrukking in het communistische Rusland. Het kostte me enkele tientallen pagina's om me over te geven aan die combinatie van absurdisme, parabel en 'gewoon verhaal', maar daarna ben je ook gewonnen. Een schrijnend verhaal en tegelijkertijd over de top absurdisme, een historische roman en een liefdesgeschiedenis. De duivel krijgt alles voor elkaar en geeft zo zelfs liefde een plaats.

zondag 25 juli 2010

Anna Karenina. Leo Tolstoj

‘Wat lees je van Tolstoj’, vraagt de oudere Italiaanse man me, terwijl ik zit te lezen op het terras in Norcia. Hij herkende de naam Tolstoj, alleen ‘Verzameld werk’ dat zei hem niks. ‘Anna Karenina’, antwoordde ik dus. Daarop ging bij hem een lichtje branden en hij vroeg me of ik de film hiervan met Greta Garbo had gezien. Niet dus. Toen zei hij dat ik hem dan later maar moest vertellen wat ik gelezen had. Maar toen we van het terras weggingen was hij –gelukkig maar – nergens te zien.
Nadat ik een paar jaar geleden gegrepen was door ‘Oorlog en vrede’ dat toen in een nieuwe vertaling was verschenen, had ik ook Anna Karenina gekocht (in oude vertaling). Maar na 100 pagina’s was ik er mee gestopt. Nu las ik het wel geboeid tot het einde (en moest ook aan Murakami denken die in 1q84 naar Tsjechow verwijst als er een pistool gekocht wordt, want als er een pistool in het verhaal verschijnt moet dat ook gebruikt worden – als in Anna Karenina iemand onder de trein springt, heeft dat natuurlijk gevolgen).
Het gaat natuurlijk over de alles omvattende liefde, die zo alles omvattend is dat die niet blijvend kan zijn. Anna Karenina en Wronski, ze vinden elkaar bij toeval, worden als bij donderslag geraakt door de liefde, geven alles op, en het noodlot slaat uiteindelijk toch toe. De liefde kan niet slagen als de maatschappij het niet toelaat, als er voor Anna Karenina als vrouw geen eigen mogelijkheden zijn en als zij daardoor aan Wronski geen ruimte kan bieden.
Maar het is ook een boek dat over talloze andere dingen gaat, over de aard van het Russische volk, over de familiesoap van Oblonski, Dolly, Lewin, Kitty (en de vele anderen die altijd op de een of andere manier aan elkaar verwant zijn), over de agrarische productie, over reizen naar Duitsland en Italië, over Panslavisme (en de noodzaak als vrijwilliger naar Servië te gaan) en over geloof. Over het eenvoudige geloof dat niet met het verstand kan worden beredeneerd maar wel gevoeld, om het goede te willen. Maar vooral toch over hoe liefde kan zijn, over de grootse tragiek van Anna Karenina en over die pogingen van anderen de liefde te vinden.

1q84. Haruki Murakami

Er staat slechts één maan aan de Italiaanse hemel; geen twee. Mijn wereld is niet veranderd, voor mij geen Little People die boodschappen uitzenden. Het bijzondere aan de boeken van Murakami is dat je steeds meegaat in zijn verhaal hoe onwaarschijnlijk en absurd ook; het is levensecht. Net als Aomame en Tengo slechts een andere stap doen en in 1q84 terecht komen, zo hoef jij ook slechts één stap in je verbeelding te doen en je bent in de wereld van Murakami.
In de twee delen die nu van de trilogie zijn verschenen wordt de spanning steeds verder opgevoerd. Aomame en Tengo beginnen elk met hun eigen leven. Een leven van Aomame als personal trainer en moordenares van mannen die hun vrouwen mishandelen en misbruiken (ook een code hanterend als Dexter). Tengo als wiskundeleraar en schrijver. Ooit hebben ze bij elkaar in de klas gezeten en even elkaars hand vastgehouden, maar dat is lang geleden en lijkt van geen belang.
Als voor Aomame in een taxi het Sinfonietta van Janacek beluistert begint de wereld te schuiven. En jij schuift mee met de geleidelijke overgangen. Zoals het mij altijd bij de boeken van Murakami vergaat hoop ik van ganser harte dat het goed gaat komen. Dat Aomame en Tengo elkaar vinden, dat het pistool dat Aomame in haar mond heeft niet zal af gaan, dat ze de Little People zullen overwinnen.
Tegelijkertijd weet je dat de kans klein is dat het zo zal gaan. De wereld ontwikkelt zich anders en na twee delen die de spanning steeds verder opvoeren weet je nog niet hoe het echt helemaal zit, maar weet je wel dat er gevaar is. Een dreiging was er de hele tijd al, maar nu is het gevaar acuut. Een oplossing is zeker nog niet in zicht. Er is wel liefde en gedrevenheid, en er zijn verhalen (want ook nu is de vraag wat is werkelijk, evenals verwijzingen naar muziek van Janacek tot Bach en van literatuur van Tsjechow tot Orwell). Maar hoe verder, het is erg frustrerend maar dat weet ik pas in 2011.

Grenzen aan de vrijheid. Ian Burama

In het kader van de maand van de filosofie – jongstleden april – schreef Ian Burama een beschouwing over ‘Grenzen aan de vrijheid’. In de beschouwing gaat hij in op de vraag in hoeverre vrijheid absoluut is. Hij gaat in tegen het ‘Verlichtingsfundamentalisme’ zoals dat de laatste jaren deels in de pers en in het debat is ontstaan. Twijfel, marchanderen en het besef van een specifieke context zijn volgens hem juist fundamenteel in het denken over vrijheid. De mogelijkheid om te twijfelen is cruciaal. Een terechte en waardevolle aanvulling op het debat, al twijfel ik of juist de ‘verlichtingsfundi’s’ van die twijfel willen horen.

Homo submersus. Jacques Presser

Een dagboek-roman die door Presser tijdens zijn onderduikperiode in de oorlog is geschreven en verloren gewaand was. Dat is het verhaal achter ‘Homo submersus’ van de historicus Jacques Presser. Door die geschiedenis lees ik de roman toch op een andere manier dan als er recente roman over de oorlog verschijnt. Het is een bijzonder boek, bijzonder omdat het enerzijds iets heeft van een schelmenroman, terwijl het anderzijds ook een diep-tragisch boek is. Bijzonder is het vooral omdat Presser er in slaagt en voortdurend betrokken te zijn en ook met afstand te analyseren en te schrijven. Deels gebaseerd op werkelijke – zeker ook zijn eigen ervaringen – maar ook gefictionaliseerd.
De roman (geschreven als dagboeknotities aan Karel van het Reve voor een te schrijven proefschrift over onderduiken) speelt gedurende de eerste acht maanden van 1943 en is geschreven in de maanden daarna. Als lezer weet je dat de oorlog en dus de onderduik in voorjaar 1943 nog twee jaar zal moeten duren. Terwijl je leest dat iedereen hoopt en verwacht dat het nog maar een paar maanden zal duren. Dat het ook niet langer kan duren omdat de hut of de zolder waarin mensen zijn ondergedoken niet geschikt zijn voor de winter, omdat de jongens die in de stal zitten het niet zullen volhouden. En je beseft het einde was nog lang niet in zicht.
Interessant is hoe Presser de illegale beweging beschrijft. Bij de leider van deze verzetsgroep gaat het om een combinatie van geloof, verontwaardiging over de Jodenvervolging, maar ook om romantiek en de behoefte aan actie. Het verzet is een kans om te ontsnappen aan de bestaande benauwde wereld, grenzen te overschrijden, vrouwen te ontmoeten. Voor anderen is het laten onderduiken ook een kwestie van geld (en het werpt daarmee een interessant licht op de vraag waarom relatief meer mensen uit het Joodse proletariaat zijn omgekomen) en bepaalde vormen van antisemitisme blijken juist dan voor te komen.
De tragiek zit hem zowel in de individuele onderduikverhalen in de roman als het besef van hoe het Presser verging. Verhalen over onderduikers die gevangen worden en voor een trein springen, een moeder die het niet meer volhoudt, haar kind te vondeling legt en zelf kiest te sterven, een meisje dat elders wordt ondergebracht en zonder dat de ouders het weten ziek wordt en sterft. En het besef dat Presser met de roman een ode aan zijn vrouw schrijft die dan al naar Sobibor is weggevoerd. Het laatste deel kenschetst zich door een intens verlangen naar haar en zijn diepe liefde. Toen hij het schreef hoopt hij noch, dat was echter tevergeefs. De roman raakt door de humor, de analyse, maar vooral door de tragiek en pijn van vernietiging en vermoorde liefde.

De sneeuwslaper. Marlene van Niekerk


Zoals de achterflap schrijft geïnspireerd door ‘Elisabeth Costello’ van J.M. Coetzee schreef Marlene van Niekerk ‘De Sneeuwslaper’, een collectie verhalen. Het zijn echter geen traditionele verhalen. Het begint met een inaugurele rede en vervolgt dan met een begrafenisrede, een onderzoeksverslag en een lezing. Deze verhalen bevatten weer andere verhalen die ook weer in elkaar grijpen. De personages duiken in nieuwe verhalen op en stellen zo steeds de vraag aan de orde wat echt is, wat fictie en hoe de verbeelding werkt. Daar gaat het over, hoe kun je iets verbeelden, wat is er naast het woord. Gaat het om het fluisteren, om het geluid dat de slagwerker wil maken om zijn liefde vast te leggen of om het beeld. Geen van alle middelen is betrouwbaar blijkt, niet is zo als het lijkt.
Wat wel belangrijk is is de poging om steeds een verhaal te vertellen dat echt is, waarin wat gebeurt en wat tot de kern gaat. Waarom dat verhaal vertellen? Is het om grip te krijgen op de wereld om je heen? Om door het verhaal te vertellen verder te kunnen in het schrijven van het verhaal? Of omdat je geweten het vraagt omdat je te zelfverzekerd advies hebt gegeven? Allemaal redenen die goed kunnen zijn en kunnen helpen om iets te begrijpen.

vrijdag 23 juli 2010

Marthe & Mathilde. Pascale Hugues

Colmar is voor mij de stad die me herinnert aan vakanties in het voetspoor van Albert Schweitzer in de Elzas. Zijn geboortedorp waar hij op het orgel speelde. De Elzas is ook het gebied met de bloeiende geraniums aan het balkon in te schattige dorpjes. Maar het is ook het gebied dat de afgelopen 150 jaar van Frans in 1870 Duits werd, weer Frans werd in 1918, weer Duits in 1940 en uiteindelijk weer Frans in 1945. In dit boek 'Marthe & Mathilde. Eine Familie zwischen Frankreich und Deutschland' beschrijft Hugues de levensgeschiedenis van haar twee grootmoeders die beide bijna 100 werden en de hele twintigste eeuw meemaakte, één zogenaamd oer-Frans en de ander oorspronkelijk Duits. Wat tot 1918 voor geen van beiden een probleem was, werd het daarna wel. In een etnische zuivering werd veel van de oorspronkelijke Duitse bevolking verdreven; de zogenaamde ‘echte’Franse zonen die tijdens de Eerste Wereldoorlog wel ‘gedwongen’ met Duitsland hadden meegevochten, bleven.
Hugues verweeft mooi de leuke en tragische kanten van de bijzondere familiegeschiedenis met de ‘grote’ geschiedenis. Marthe en Mathilde die van kinds af vriendinnen waren en wiens kinderen met elkaar trouwden. Mathilde wiens zus in voorjaar 1918 als onderwijzeres naar Berlijn ging om daar deel te nemen aan de revolutionaire beweging, zelfs gevangen werd genomen en uiteindelijk vroeg overleed. De angst die er bij de oorspronkelijke Duitse bevolking bleef bestaan, want alles om te voorkomen dat je zou opvallen en misschien als nog zou worden uitgewezen. Maar ook de familieuitstapjes, het eten, de vriendinnen die haar grootmoeders om zich heen verzamelde en voor de ‘Duitse’ Mathilde een angst die in haar leven bleef. Een ontroerend verhaal.

donderdag 22 juli 2010

Dagboek 1968 - 1969. Frida Vogels.


Het is volgens mij de eerste keer dat ik werk van Frida Vogels in Italië lees. Het is warm in Umbrië, van het door Frida Vogels zo geliefde wandelen komt dus niets, des te meer tijd om te lezen. Het wandelen komt er in dit deel van haar dagboek bekaaid af. Hoewel ze wordt geopereerd aan haar knie en weer beter ter been is, is er voor wandelen nauwelijks plaats. De crisis in haar leven leidt er toe dat ze niet meer op pad gaat, noch alleen noch samen met maar man. Slechts een zeer enkele keer is er sprake van verbondenheid tussen hen twee bij een dergelijke wandeling.
De crisis breekt uit als beiden in het ziekenhuis liggen. Frida Vogels met een geplande operatie aan haar knie, haar man onverwacht met een acute blindendarmontsteking. Symbolisch zo schrijft ze zelf, zij wil zelfstandig het ziekenhuis in gaan en als in alles ondanks haar angst toch haar eigen keuzes maken. Hij kan haar zelfstandigheid niet aan en wordt acuut en levensbedreigend ziek. Haar roman Kanker die ze voor hem heeft geschreven, heeft hij niet als een boodschap van haar willen lezen. Nu lijkt er niets meer te resten. Samen constateren ze dat er niets meer is, zij besluit dat ze uit elkaar moeten want ze wil zijn leven niet verpesten.
En toch gaan ze niet uit elkaar, eerst moeten ze aansterken, dan blijft Frida bij haar besluit maar vertrekt niet. Want hoe kan ze vertrekken als hij geleidelijk weer in hun leven samen gaat geloven. Maar haar besluit verandert niet. Toch verandert haar man, hij vertaalt haar roman Kanker in het Italiaans en laat hem aan een paar vrienden en familieleden lezen. Sommigen zien er wel meer in dan alleen het verhaal van de aan kanker overleden oom Mario, zien dat het ook haar portret is, van hoe zij haar leven samen met hem vorm wil geven en van wie ze zelf is.
Na het overlijden van zijn vader schrijft ze in het Italiaans een aantal herinneringen aan een bezoek van hem en de reactie van zijn zoon op. In de ogen van zowel haar man als haar schoonmoeder is ze plotseling ook iemand. Een eigen persoon en niet slechts een bijzonder geval. Ze blijft niet slechts langer samen, ze besluit ook te blijven.
Het bijzondere aan dit deel van de dagboeken is dat het de pijn en het verdriet voelbaar maakt. Zij lijdt, hij lijdt, zowel geestelijk als fysiek en dat deel je. Soms zou je willen dat Frida Vogels het leven makkelijker opnam, maar tegelijkertijd weet je dat het feit dat ze dat niet doet juist een kern van haar leven is. Het is een boek dat onder je huid kruipt. En deze woorden schrijvend, realiseer ik me dat ‘het tweede boek van Voskuil’ ‘Onder de huid’ heet. Frida Vogels is in dit deel één van de eerste lezers van dit boek van Voskuil dat pas vorig jaar, na zijn dood, mocht en kon verschijnen. Een boek dat ook genadeloos is en beide boeken versterken elkaar.
In het dagboek schrijft Frida Vogels eerst aan ‘Met zijn drieën’ en begint na de crisis – omdat ze eerst over die kern van haar leven moet schrijven aan ‘De naakte waarheid’. De boeken die met ‘Kanker’ al weer 18 jaar geleden haar debuut vormden. Boeken waarvan ze zegt dat ze nog tien jaar daaraan zal moeten schrijven. Met elk werk zie je meer van haar kern, van het schrijven dat voor haar het leven is, om zo over zich zelf na te denken en zich zelf vorm te geven. Het is erg bijzonder om dat te mogen lezen.

Vakantie in Umbrië.


Kerken, heiligen, Madonna's met kind, stadjes, ijsjes, warmte en veel boeken gelezen.