zondag 14 augustus 2011

Dagboeken 1970 - 1971. Schrijven om je zelf te kennen en je zo te kunnen tonen.


In het zevende deel van de dagboeken van Frida Vogels gaat het slecht met haar. Ze verkeert in een depressie, kan nauwelijks nog schrijven, niet wandelen en is er soms van overtuigd dat ze een heks is. Dat ze anderen kwaad bezorgt, eerst haar broer Michiel en nu haar man Enzo. Haar enige keuze lijkt haar om weg te gaan bij haar man. Want E. ziet Frida alleen maar zoals hij haar wil zien en niet zoals zij zichzelf ziet en aan hem wil tonen. Alle pogingen die ze daar tot nu toe voor heeft ondernomen hebben geen resultaat gehad.
In de dagboeken zie je haar op het diepst (dat hoop je althans) van haar ongeluk en haar langzaam weer opkrabbelen. Door een vriendschap, door een verblijf van een aantal maanden in Amsterdam - ook al is dat niet geheel geslaagd. Door de ruzies over het werk met haar man (en dan lees je ook hoe er in die jaren om het minste of geringste werd gestaakt) want dan moet hij haar onbedoeld als iemand anders zien dan hij had gewild.
De dood van haar vader komt onverwacht, terwijl op de reis die ze een aantal maanden daarvoor samen hadden gemaakt, het gewenste en gevreesde gesprek over zijn mislukte huwelijk met haar moeder niet gevoerd is. Ze realiseert zich meer van hem gehouden te hebben dan ze zich realiseerde. Tegelijkertijd beseft ze altijd door hem teleurgesteld te zijn. Maar toch durft ze weer meer te gaan schrijven om te tonen wie ze is. In dit dagboek doet ze dat op onnavolgbare wijze. Zo schrijven er weinig over zichzelf. Dat raakt.

Geen opmerkingen: